Een elzensingel kenmerkt zich door de aanwezigheid van voornamelijk Zwarte Els. Meestal bestaat een elzensingel uit een één-of tweezijdige begroeiing langs sloten of wijken. Cultuurhistorisch gezien is tweezijdig de meest voorkomende situatie. Een goed ontwikkelde elzensingel heeft een boomlaag, een struiklaag en een kruidlaag (braam of rozen). Door de aanwezigheid van deze verschillende lagen begroeiing is de singel in de zomer volledig dicht.
Landschap: Maten en flierenlandschap (Beekdallandschap), Jong ontginningslandschap, Kraggenlandschap, laagveenontginningslandschap, Hoogveenontginningslandschap, Veenkoloniaal landschap.
Hoofdsoorten: zwarte els.
Secundaire soorten: zachte berk, zomereik, boswilg, schietwilg, meidoorn.
Plantwijze: rijen in het talud van sloten of wijken. Soms aan één zijde van een sloot, maar kan ook aan beide zijden. De aanplant bestaat uit bosplantsoen.
Plantafstand: 0,5 meter tussen de planten in de rij.
Volgroeide breedte: een volgroeide elzensingel is zo’n 3 meter breed, uitgaande van een enkele rij.
Volgroeide hoogte: De elzen worden tot 20 meter hoog. In beheer is dit in de praktijk veelal lager.
Beheer: om de 10 tot 15 jaar kunnen de bomen worden afgezet. Hierdoor ontstaat hakhout dat elke keer weer uitloopt. Door hakhoutbeheer ontstaat een gevarieerde structuur. Het verdient de voorkeur om beheer gefaseerd uit te voeren.
Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang tips, nieuws en verhalen over de prachtige Overijsselse natuur
Ja, ik meld me aan