Bomen zijn een uitkijkplaats en broedgelegenheid voor vogels. Verder zijn ze een voortplantingsplaats voor insecten en een groeiplaats voor mossen en korstmossen. De aanplant of het behoud van bomen zorgt voor een bijdrage aan een aantrekkelijk landschap, doordat ze grote velden doorbreken. Ook is het een behoud van cultuurhistorische waarden.

Landschap: Essenlandschap, Kampenlandschap, Maten en flierenlandschap (Beekdallandschap), Jong ontginningslandschap, Klei-ontginningslandschap, Kraggenlandschap, Oeverwalontginningslandschap, laagveenontginningslandschap, Hoogveenontginningslandschap, Veenkoloniaal landschap.

Hoofdsoorten: witte paardenkastanje, Tamme kastanje, Beuk, Walnoot, Zomereik, Winterlinde, Gladde iep.

Plantwijze: zorg bij aanplant dat de boom ook in de toekomst voldoende ruimte heeft. Voor een solitaire boom is het belangrijk dat deze minimaal 20 meter van andere beplanting of bebouwing af staat. Er kan ook een kleine groep van bijvoorbeeld 3 bomen worden aangeplant die samen opgroeien.

Volgroeide breedte: afhankelijk van de soort. Bomen die solitair staan en vrij mogen groeien kunnen een breedte bereiken van 10 tot 20 meter.

Volgroeide hoogte: afhankelijk van de soort. 20 tot 30 meter.

Beheer: solitaire bomen hoeven nauwelijks gesnoeid te worden. Dood hout en kruisende takken kunnen worden verwijdert. Het is belangrijker om een solitaire boom te beschermen door middel van een raster en onder de boomkroon niet te graven en de grond niet te verdichten met verharding.